Algodystrofie is een aandoening die met  veel  verschillende namen  kan worden aangeduid. De meest gebruikte  in de  literatuur zijn:

  • Reflex Sympatische Dystrofie (RSD)
  • Südeck-syndroom
  • Complex regionaal pijnsyndroom
  • Reflex-algoneurodystrofie
  • shoulder-hand syndroom

 

Wat is algodystrofie ?

Een algodystrofie is een abnormale reactie op een verwonding  (=posttraumatisch). Dit kan een arm-of beenbreuk zijn, maar ook een gewone kneuzing ,een  verstuiking of een ( goed verlopen) operatie.  Na een dergelijke verwonding reageert het  lichaam normaal met een genezingsreactie.

Bij  algodystrofie  is er een onvoorspelbare reactie van zenuwen en bloedvaten op de verwonding : er is een tijdelijke verstoring van de bloedvoorziening  in het aangetaste lidmaat en dit leidt tot pijn, zwelling, branderig gevoel, warmte afgewisseld met klamheid, en glanzen van de huid. In een later stadium kan zelfs het bot aangetast worden. Posttraumatische algodystrofie treedt meestal op in een extremiteit: een arm, been, hand of voet.

De kans een posttraumatische dystrofie te krijgen wordt geschat op 1 tot 2% na een ongeval of operatie aan een extremiteit. Het gaat dus om een frequente aandoening die veel gezien wordt in de orthopedische praktijk. Het komt meestal voor bij volwassenen.

Oorzaken van posttraumatische algodystrofie

Het is nog niet geheel duidelijk wat de exacte oorzaak is van algodystrofie, maar alles wijst erop dat het onwillekeurig zenuwstelsel  (=sympathisch zenuwstelsel) abnormaal reageert op de pijn die voortkomt uit de genoemde trauma’s. Dit zenuwstelsel regelt automatische lichaamsfuncties  zoals blozen en het krijgen van kippenvel. Bij een posttraumatische dystrofie zouden er verbindingen ontstaan tussen zenuwen die normaal niet of nauwelijks met elkaar zijn verbonden.

Het gaat om vier soorten zenuwen die de volgende functies aansturen: gevoel, pijn, motoriek en regeling van de bloedvaten . De ongewone onderlinge verbinding van deze soorten zenuwen zou leiden tot de veelheid aan klachten. Deze theorie zou kunnen verklaren waarom sommige mensen met “overgevoelige zenuwen” sneller algodystrofie krijgen dan anderen en waarom er vaak psychische factoren meespelen in het ziekteproces.

Volgens een andere theorie wordt het genezingsproces tegengewerkt door een abnormale ontstekingsreactie die leidt tot zuurstoftekort in de weefsels van het aangedane lichaamsdeel.

Risicofactoren

Bepaalde factoren lijken de kans op het ontwikkelen van een posttraumatische dystrofie te verhogen. Het weefsel van het aangedane lichaamsdeel kan geïrriteerd zijn door bijvoorbeeld een niet genezende botbreuk, een infectie, lichaamsvreemde materialen of een beschadigde zenuw. Als gevolg van deze factoren kan het zenuwstelsel schadelijke prikkels krijgen. Dit kan weer leiden tot een stoornis in het regelsysteem dat verantwoordelijk is voor de genezing. Ook bepaalde ziekten die de doorbloeding beïnvloeden kunnen een uitlokkende factor zijn. Dit zijn bijvoorbeeld diabetes mellitus (suikerziekte), de ziekte van  Raynaud en sommige vormen van kanker. Ten slotte verhoogt roken de kans op ontwikkeling van een posttraumatische dystrofie.

Meest voorkomende symptomen
  • Een belangrijk symptoom is pijn. De verwonding die vooraf gaat aan een posttraumatische dystrofie is altijd pijnlijk, maar in dit geval is de pijn veel heviger en langduriger dan normaal. De pijn kan ‘van binnen’ zitten of optreden bij aanraken. Beide vormen kunnen tegelijk voorkomen
  • Het aangedane lichaamsdeel is vaak abnormaal rood of blauw en heel warm of juist koud. De huid zweet veel of juist weinig.
  • De extremiteit is vaak gezwollen; deze zwelling kan erg groot zijn
  • De tastzin van het aangedane lichaamsdeel is vaak verminderd. Sommige mensen voelen te weinig, andere juist te veel.
  • De haargroei, de nagelgroei en de huid kunnen veranderen.
  • Op röntgenfoto’s is soms een verandering van de botstructuur te zien.
  • Soms ontstaan problemen met de motoriek. Het lichaamsdeel is dan moeilijk te sturen. De gewrichten worden soms zo stijf dat ze bijna  niet meer te bewegen zijn. Dit kan ook gebeuren als de  gewrichten zelf niet bij het voorafgaande letsel betrokken waren.
  • De extremiteit kan atrofisch worden (‘vel over been’).

Posttraumatische dystrofie kan alle weefsels en alle functies van de extremiteit aantasten. De spierkracht is bijna altijd verminderd, wat soms blijvend is. In combinatie met de mogelijk te behandelen pijn ontstaat soms ernstige invaliditeit. Dit gebeurt echter lang niet altijd.

Twee vormen : ‘warm’ en ‘koud’

Men onderscheidt twee vormen van dystrofie. De ‘warme’ dystrofie komt het meeste voor (ongeveer 70% van de gevallen). Daarnaast bestaat de zogenaamde ‘koude’ dystrofie. Warme dystrofie kenmerkt zich door brandende pijn, zwelling van het aangedane lichaamsdeel, pijnlijke gewrichten en stijfheid. Verder symptomen zijn een verkleuring van de huid, een toegenomen zweetproductie, gevoelsstoornissen en krachtsverlies. Dit ziektebeeld lijkt veel op een ontsteking.

Bij koude dystrofie ontstaan symptomen als pijn, een witte of paarse verkleuring van de huid, verandering van beharing en het gevoel alsof het bloed wegtrekt uit het aangedane lichaamsdeel. De arm of het been voelt koud aan.

Hoe wordt de diagnose gesteld ?

De diagnose posttraumatische dystrofie wordt gesteld aan de hand van verschijnselen en een lichamelijk onderzoek. Om de diagnose te stellen moeten drie van de volgende klachten aanwezig zijn:

  • Pijn (te ernstig voor het letsel dat aan de klachten vooraf ging);
  • Roodblauwe of witte verkleuring van de huid;
  • Stijve gewrichten;
  • Verandering van de beharing;
  • Plaatselijk zweten (of abnormale temperatuur van de huid).

Als aanvullende onderzoeken worden Rx-foto’s genomen alsook een 3-fazen botscintigrafie, welke de diagnose kan bevestigen. Indien deze onderzoeken echter niet de algodystrofie aantonen, betekent dat overigens niet dat de diagnose posttraumatische dystrofie onjuist zou zijn.

Behandeling : liefst niet opereren !

Indien algodystrofie tijdig vastgesteld wordt, is een adequate behandeling mogelijk met een goede kans op genezing. Een ernstige aantasting, of laattijdige diagnose kan op termijn echter tot verstijving en blijvende pijn lijden. Meestal betekent het dus een verlenging van het herstelproces. Vermits algodystrofie bevorderd wordt door een trauma of pijnprikkel, zullen we proberen deze te vermijden. Geen operatie of  geforceerde oefeningen dus.

Wij denken dat de hoeksteen van de behandeling ligt in de kinesitherapie , eventueel geholpen door  ergotherapie en medicatie. In zeldzame gevallen is een operatie noodzakelijk aan de zenuwen van het onwillekeurig zenuwstelsel.

  • De kinesitherapeut houdt zich vooral bezig met pijn en bewegingsproblemen in de gewrichten. De ergotherapeut bekijkt hoe u in het  dagelijks leven met de problemen omgaat. Op grond van de eerste gesprekken wordt een behandelplan opgesteld om uw problemen zo goed mogelijk op te lossen of te verminderen. In eerste instantie is het van belang het aangedane lichaamsdeel minder te belasten. Dit kan bijvoorbeeld met spalkjes of door krukken te gebruiken bij het lopen. Het nemen van voldoende rust en het verdelen van activiteiten over de dag zijn belangrijke punten die tijdens de hele revalidatie terugkomen. Zodra de pijnklachten afnemen mag u het aangedane lichaamsdeel meer gaan belasten. De fysiotherapeut geeft u oefeningen waarmee de beweeglijkheid en spierkracht verbeteren. De ergotherapeut begeleidt u met adviezen over bijvoorbeeld algemene dagelijkse werkzaamheden, huishoudelijk werk, hobby’s, vervoer en eventuele werkhervatting.
  • De behandeling met medicijnen betreft een hele groep medicijnen welke inwerken op de doorbloeding van het lidmaat en de regeling ervan door het onwillekeurig zenuwstelsel. Deze medicijnen bestaan onder vorm van zalf (DMSO), onderhuidse injecties dagelijks te geven gedurende 4 weken  (vb. Miacalcic®) of in baxter (vb. Aredia®) gedurende een korte hospitalisatie.
  • In zeldzame gevallen moeten de hoofdzenuwen welke verantwoordelijk zijn voor de ontregeling van de bloedvaten heelkundig  of met inspuitingen uitgeschakeld worden zodat deze geen signalen meer doorgeven . Dit heet een sympatische blokkade of ‘sympatectomie’. Soms wordt eerst een proefblokkade gedaan om vast te stellen of een ‘echte’ blokkade zin  heeft. De meeste van bovenstaande behandelingen worden  uitgevoerd door een anesthesist die lid is van het pijnteam of door een vaatchirurg.